VIP programmacoördinator Bea van der Krogt: ‘De angst is weg’

Het VIP programma van de NFU is eind 2022 afgerond. Het programma had als opdracht om gedifferentieerde verpleegkundige zorg te implementeren in de umc’s. Wat heeft het programma opgeleverd? En hoe gaat de beweging naar functiedifferentiatie verder? 

VIP staat voor Verpleegkundigen Innoveren & Professionaliseren. Het differentiëren zou verpleegkundigen moeten behouden voor het vak, dankzij de hogere zorgkwaliteit in de umc’s en extra loopbaanmogelijkheden voor de verpleegkundigen.  

Als een huis  

Bea van der KrogtHet VIP programma startte in 2016 en van januari 2018 tot september 2019 liepen er in de meeste  umc’s proeftuinen. Daaruit bleek dat de kwaliteit van zorg inderdaad omhoog ging. Dat verbaast projectteamlid van RN2Blend en VIP programmacoördinator Bea van der Krogt niet: ‘Het staat als een huis dat de kwaliteit verbetert als je verschillende functies op de afdeling hebt. Er lopen nu verpleegkundig wetenschappers rond op de afdeling.’ 

Niets afgenomen 

Van de deelnemers aan de proeftuinen wilde de meerderheid niet terug naar de oude situatie. Van der Krogt verklaart dat uit het feit dat heel duidelijk is geworden dat elke verpleegkundige gewoon kan blijven doen wat hij altijd al deed. ‘De angst is verdwenen dat verpleegkundigen bepaalde handelingen niet meer zouden mogen verrichten. Er wordt niets van iemand afgenomen.’  

Gealloceerde tijd  

Er wordt alleen veel beter bekeken welke kwaliteiten elke verpleegkundige heeft, vervolgt ze: ‘Waar voel jij je prettig bij, hoe doe jij jouw werk het beste? Het wordt bovendien beter gefaciliteerd, bijvoorbeeld met gealloceerde tijd, zodat je ook bij roosterproblemen je andere taken kunt blijven doen. Op termijn zal meer dan de helft van de verpleegkundigen extra taken doen.’  

Producten 

Het VIP programma heeft verschillende producten opgeleverd, die te vinden zijn via de eindrapportage. Verhelderend is bijvoorbeeld de matrix met beschrijvingen van alle zeven verschillende rollen die verzorgenden en verpleegkundigen kunnen hebben. Twee daarvan zijn ontstaan tijdens de looptijd van het programma: verpleegkundig opleider en verpleegkundig wetenschapper. 

Combifuncties  

Het zijn allebei voorbeelden van combifuncties: patiëntenzorg wordt gecombineerd met onderzoek of onderwijs. En deze nieuwe functies laten ook zien dat er dankzij functiedifferentiatie meer loopbaanmogelijkheden zijn gekomen, de derde loot aan de VIP-opdracht. Van der Krogt: ‘Als verpleegkundig wetenschapper kun je aansluiten bij het onderzoeksprogramma van een hoogleraar of eigen onderzoek gaan doen. Bijvoorbeeld op basis van een vraag op je eigen afdeling. Zo heeft iemand uitgevonden dat het beste moment om een katheter te verwijderen in de avond is. En niet, zoals algemeen aangenomen, in de ochtend.’ 

Onderwijsstrategie  

‘Als verpleegkundig opleider vertaal je de organisatiebrede onderwijsstrategie naar je eigen afdeling. Je evalueert ook het leren, ontwikkelen en opleiden binnen je afdeling, en onderzoekt de mogelijkheden om het eventueel te verbeteren. En verder ben je de begeleider en coach van  praktijkbegeleiders en regieverpleegkundigen die nieuwe collega’s inwerken en opleiden.’ 

Passend salaris  

Deze rolbeschrijvingen zijn op papier uitgekristalliseerd, maar de verpleegkundig opleider en de verpleegkundig wetenschapper zijn nog niet als zodanig opgenomen in het functiehuis. Er is dus nog niet een passend salaris aan gekoppeld. Volgens Van der Krogt zal dat nog wel een uitdaging worden voor de functiewaardeerders, maar hoeft het op zich niet lang meer te duren. ‘Als later dit jaar het functiehuis van de umc’s wordt herzien, dan worden daar ook de experts bij betrokken die de verpleegkundige matrix hebben samengesteld. Dan komt het mooi samen.’ 

Onomkeerbare beweging 

Sowieso is de ingezette beweging van functiedifferentiatie onomkeerbaar, weet Van der Krogt. ‘En dat is een interdisciplinaire aangelegenheid. Op patiëntniveau voeren arts en verpleegkundige een gelijkwaardig gesprek over zaken als medicatie en het ontslagmoment. En ook op organisatieniveau geldt steeds vaker de gezamenlijkheid. Een regieverpleegkundige verwoordde dat mooi: “In plaats van dat er óver mijn werk gepraat wordt, mag ik nu meebepalen.”’