'Verpleegkundige van vitaal belang voor kwaliteit van zorg'
Ziekenhuizen kunnen pas goed functioneren als ze een goed functionerende verpleegkundige beroepsgroep hebben, is de visie van Anita Wydoodt (bestuurder Elisabeth Tweesteden Ziekenhuis) en Marlène Chatrou (bestuurder Kempenhaeghe). Zij luiden de noodklok voor het opleiden van veel meer verpleegkundigen. We vroegen Anita Wydoodt in de voorjaarseditie van NVZ Effect om een toelichting.
Waarom is meer aandacht nodig voor de verpleegkundige?
"De verpleegkundige beroepsgroep is onze grootste groep zorgprofessionals. Verpleegkundigen zijn van vitaal belang voor de kwaliteit van onze zorg. Verpleegkundigen staan het dichtst bij patiënten, zij zijn vaak degenen die heel goed zien wat een patiënt echt nodig heeft. Toch slagen ze er naar hun idee regelmatig niet in dat ook te realiseren. We hebben een systeem georganiseerd waar de verpleegkundigen te weinig invloed hebben op hun beroepsuitoefening. Dat moet anders. Ziekenhuizen kunnen pas goed functioneren als ze een goed functionerende verpleegkundige beroepsgroep hebben, waarbij recht wordt gedaan aan de competenties en loopbaanwensen van verpleegkundigen. Als werkgevers hebben we dit de afgelopen jaren laten liggen. Professionalisering van verpleegkundigen is hard nodig. Scholing en begeleiding van verpleegkundigen is van belang voor de kwaliteit van de verpleegkundige zorgverlening. Professionalisering is ook nodig om de verpleegkundigen aan te trekken en te behouden voor de zorg."
Wat kunnen werkgevers doen?
"We moeten ons systeem zo inrichten dat de verpleegkundigen goed tot hun recht komen en daarnaast werken aan een cultuur van innoveren en leren. Op zo’n manier dat onze patiënten de beste zorg krijgen en onze verpleegkundigen een interessante baan hebben waaruit zij voldoening halen. Dit vraagt om krachtige leeromgevingen die verpleegkundigen uitdagen het beste uit zichzelf te halen. We moeten investeren in carrièrepaden voor verpleegkundigen en dit ook uitwerken in het functiehuis. Dit vergt een andere wijze van besturen, waarbij de patiëntbehoeften het uitgangspunt zijn. Niet de wensen van vakgroepen en medewerkers zijn leidend, maar de wens om elke patiënt op elk moment de beste zorg te geven: compassievolle, vriendelijke zorg met oog voor de hele mens. Dus niet nog meer protocollering, standaardisatie en top-down managen, maar kiezen voor een organisatiewijze waarin vakmanschap centraal staat."
Hoe ontstaat zo'n organisatie?
"Werkgevers moeten met verpleegkundigen in dialoog gaan over wat nodig is voor de toekomst van de patiëntenzorg en dat ook uitdragen. Daag verpleegkundigen meer uit om zelf de regie te nemen over hun loopbaan. Het blijkt dat wanneer je verpleegkundigen meer autonomie en ontwikkelmogelijkheden biedt, dit een positieve invloed heeft op de kwaliteit van zorg en werktevredenheid van de verpleegkundigen. De commotie rondom de Wet BIG II en de bijbehorende overgangsregeling heeft laten zien dat verpleegkundigen onvoldoende betrokken zijn bij de invulling van hun eigen beroep en de beroepsinhoud. Terwijl we met z'n allen baat hebben bij een beroepsgroep die trots is op het beroep en dat breed uitdraagt. Een beroepsgroep die de ruimte krijgt om de inhoud van het vak te bepalen."
Is functiedifferentiatie onderdeel van deze professionaliseringsslag?
"We moeten ons kritisch bezinnen op de functies die de verpleegkundigen vervullen in relatie tot opleiding, competenties en werkervaring. Verschillende soorten patiënten vragen om verschillende soorten verpleegkundigen. Functiedifferentiatie is nodig voor een goede inzet van zowel mbo-, inservice- als hbo-opgeleide verpleegkundigen, gespecialiseerd verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten. Als iedereen zijn vaardigheden kan benutten, zal dit een positief effect hebben op de kwaliteit van zorg. Dit lukt alleen als we loopbaanpaden en ontplooiingsmogelijkheden bieden, gecombineerd met een regionaal HR- en arbeidsmarktbeleid. De verpleegkundige beroepsgroep moet de kans krijgen om mee te veranderen met de complexer wordende zorg. De afgelopen jaren zijn in zowel de algemene ziekenhuizen als de umc’s zogenaamde proeftuinen opgezet, waarbij afdelingen experimenteren met een gedifferentieerde inzet van verpleegkundigen. De eerste ervaringen in de proeftuinen zijn positief: een hogere arbeidstevredenheid en een lager ziekteverzuim. We moeten deze ontwikkelingen niet staken, maar juist nu doorpakken. Het gaat om een veranderproces waarbij de verpleegkundige stevig gepositioneerd zou moeten zijn in de governance van het ziekenhuisbeleid. Ziekenhuizen en verpleegkundigen hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om daar vorm en inhoud aan te geven."
Wat is volgens jullie de ideale functiemix?
"Ik vind dat we moeten inzetten op meer hbo-verpleegkundigen. Het Europees gemiddelde hbo-verpleegkundigen is 52 procent. Nederland zit met ongeveer 25 procent hbo-verpleegkundigen in de lagere regionen. Daarbij is het verloop onder pas afgestudeerde verpleegkundigen groot. Het zijn vooral de hbo-verpleegkundigen die, ongeveer twee jaar na diplomering, de zorg verlaten. Investeren in meer (hbo-)verpleegkundigen is wellicht één van de meest effectieve maatregelen om de zorgkwaliteit en patiëntveiligheid te garanderen. Besparen op verpleegkundigen brengt risico’s met zich mee: lagere kwaliteit en vermijdbare mortaliteit, zo is uit Europees onderzoek gebleken. In die zin kunnen we leren van de VS. Daar wordt juist méér geïnvesteerd in verpleegkundigen. Dankzij deze investering dalen op termijn de kosten juist, omdat er minder complicaties optreden en de verblijfsduur in het ziekenhuis korter wordt."
Vraagt professionalisering van verpleegkundigen om een regionale aanpak?
"Regionaal arbeidsmarktbeleid is nodig om de tekorten aan verpleegkundigen op te lossen en te werken aan de professionaliseringsslag. Het Capaciteitsorgaan luidt in het Capaciteitsplan ‘2018-2021 FZO-beroepen & Ambulanceverpleegkundigen’ de noodklok: de komende jaren moet flink meer worden opgeleid om aan de verwachte zorgvraag te kunnen voldoen. Het gaat de komende jaren maar liefst om een verdubbeling van de huidige instroom. We moeten daarom op regionaal niveau aan oplossingen werken. Zowel kwantitatief (het benodigd aantal opleidingsplaatsen) als kwalitatief (de inhoudelijke invulling van de opleidingen). Als lid van de taskforce kan ik u zeggen dat de sector de vrijblijvendheid voorbij is. Daarvoor is de opleidingsnoodzaak te groot. Ik ben dan ook blij dat het CZO-verband (Collega Zorg Opleidingen, red.) inspeelt op deze ambitie. Het verpleegkundig opleidingscontinuüm moet zodanig zijn ingericht, dat het snel kan inspelen op veranderingen in de zorg. Dit kan alleen als we in regionaal verband in staat zijn om een strategisch HR- en opleidingsbeleid te ontwikkelen, dat gericht is op het aantrekken en behouden van goede verpleegkundigen. Zorgorganisaties en opleidingsinstellingen vormen zo samen met de beroepsgroep een educatief partnerschap. Een mooi voorbeeld hiervan is de opleiding tot transmuraal kinderverpleegkundige die het Medisch Spectrum Twente (MST) met regiopartners heeft ontwikkeld. De kinderverpleegkundigen in opleiding doen ervaring op in zowel de intramurale als de extramurale zorg. Door deze manier van transmuraal opleiden kunnen kind en ouders de best mogelijke zorg ontvangen, thuis als het mogelijk is en in het ziekenhuis als het moet."