Rondetafelgesprek CNO's en verpleegkundigen: "Meer zeggenschap sinds corona, nu doorpakken"
De coronacrisis maakte zichtbaar hoe onmisbaar de inbreng van verpleegkundigen is. Verpleegkundigen spreken zich sindsdien vaker uit, daar waar de beslissingen worden genomen. En ze werken in het team rondom een patiënt op gelijkwaardige basis samen met andere zorgprofessionals.
Rondetafelgesprek
Dit kwam naar voren tijdens het rondetafelgesprek dat RN2Blend op 20 januari organiseerde. Aan tafel zaten Chief Nursing Officer (CNO) Irene Harmsen en regieverpleegkundige Lieke de Louter uit het Deventer Ziekenhuis en CNO Miranda Feijen en hbo-verpleegkundige en verplegingswetenschapper Daniël Huijten uit het Zuyderland Medisch Centrum. In het eerste artikel bespreken ze het thema zeggenschap.
Aan tafel zitten en inspraak hebben
Harmsen en Feijen startten allebei middenin de coronacrisis als CNO in hun ziekenhuis. Vanuit die rol praten en beslissen ze op strategisch niveau mee over onderwerpen die de verpleegkundige beroepsgroep aangaan. Een belangrijke les van de coronacrisis volgens beide CNO’s? Zorg dat verpleegkundigen aan de tafel zitten waar de besluiten worden genomen. “Tijdens de eerste golf schitterden verpleegkundigen nog door afwezigheid in de crisisbesluitvorming hier in het Deventer ziekenhuis”, vertelt Harmsen, die toen nog niet in het ziekenhuis werkte. “Inmiddels is het vanzelfsprekend dat we wél aan die tafel zitten en inspraak hebben. Met name dat laatste is belangrijk: het gaat er niet alleen om dat we er zitten maar ook daadwerkelijk iets in te brengen hebben.”
Verpleegkundigen namen de regie
Verpleegkundigen speelden in beide ziekenhuizen een belangrijke rol bij de organisatie van de coronazorg. Harmsen: “Bij het inrichten van de eerste cohortafdelingen – waar vooraf geen plan voor was - waren het de verpleegkundigen die de regie namen. Ze gingen daarbij heel pragmatisch te werk: we kijken wat werkt en passen het zo nodig aan. Natuurlijk gebeurde dat in samenspraak met andere zorgprofessionals, maar de verpleegkundigen namen het voortouw. Ook later in de crisis, toen er een plan moest komen voor een eventueel ‘code zwart’, stapten de verpleegkundigen naar voren. Vanuit de gedachte: als er concessies gedaan moeten worden in de zorg die we leveren, dan moeten we daarover meebeslissen.”
Waardering voor verpleegkundigen
De crisis vergt veel van medewerkers, maar heeft ook wat positiefs teweeggebracht, vindt Feijen. “Er is veel meer waardering voor het werk dat verpleegkundigen verrichten. Artsen kijken op een andere manier naar ons. Zij zien meer in hoeveel kennis verpleegkundigen in huis hebben, en hoe belangrijk die kennis is om goede zorg te verlenen. De relatie met artsen is hierdoor gelijkwaardiger geworden.”
Patiënt observeren
Dat merkt ook De Louter: “Wij brengen veel tijd door met de patiënt en kunnen diens toestand daarom goed in de gaten houden. We zijn constant aan het observeren. Gaat de conditie van de patiënt achteruit, moeten we handelen? Die observaties zijn van grote waarde voor de arts, die de patiënt vaak maar kort zien. Zeker aan het begin van de coronacrisis was nog heel weinig bekend over het ziektebeeld en waren er nog geen protocollen. Dus leunde de arts extra op de kennis en intuïtie van verpleegkundigen.”
Meer interactie tussen arts en verpleegkundige
Die gelijkwaardigheid is op de werkvloer terug te zien. Feijen: “Artsen sluiten vaker aan bij briefings op de afdeling, waarbij we reflecteren op de geleverde zorg: wat ging goed en wat had anders gekund? Daar maakten artsen vroeger vaak geen tijd voor vrij.” Ook verpleegkundigen zijn mondiger geworden, ziet De Louter. “Ze durven eerder de stap naar voren te zetten richting de arts. En we zien dat artsen die assertiviteit waarderen.” Dat beaamt Huijten: “Het professionele leiderschap van verpleegkundigen heeft een grote ontwikkeling doorgemaakt. De interactie tussen artsen en verpleegkundigen is alleen maar toegenomen. Het besef is er meer dat je elkaar echt aanvult, je hebt elkaar nodig. Je werkt samen aan goede zorg, maar wel ieder vanuit een andere rol.”
Niet terugvallen in oude patronen
Wat tijdens de crisis in gang is gezet moeten we vasthouden, daarover zijn ze het aan tafel eens. Feijen: “We moeten straks niet terugvallen in oude patronen. Dat wanneer de druk wegvalt de arts toch weer zijn eigen weg gaat en de verpleegkunde zich hierin schikt. Daarvoor moeten we waken. Zodra we merken dat het weer die kant op gaat, moet we met elkaar in gesprek gaan. Samen kijken hoe we elkaar weer kunnen vinden.”
Ruimte om te ontwikkelen
Want we zijn er nog niet, zegt Harmsen. “Het moet vanzelfsprekend zijn dat de verpleegkundige aan tafel zit en meepraat zodra het ons vak aangaat. Als verpleegkundigen moeten we ook een stap zetten: met de vuist op tafel slaan en zeggen wat nodig is om ons werk goed te kunnen doen. Zorgprofessionals moeten de ruimte krijgen om zich hierin te ontwikkelen. Hoe, dat verschilt per verpleegkundige. Bij de ene zal het gaan over leiderschap en bij de ander meer over de inhoud van het vak. Het is aan de ziekenhuizen om hun structuren aan te passen, bijvoorbeeld op het gebied van leidinggeven. Leidinggevenden krijgen een nieuwe rol: meer coachend in plaats van sturend.”
Maatschappelijke visie beroep op de schop
Ook buiten de ziekenhuismuren moet er nog wel wat veranderen, vindt Harmsen. “De maatschappelijke visie op het verpleegkundig beroep moet op de schop. Het beeld van verpleegkundigen is dat van de handen aan het bed. Dat is ook wat je ziet in de krant en op tv: verpleegkundigen die bezig zijn met het wassen van de patiënt. Maar het beroep is veel breder dan dat. We doen zoveel meer. Dat moet ook worden gezien. Gelukkig zijn de eerste stappen in de goede richting gezet.”