Promovenda Jannine van Schothorst: ‘Functiedifferentiatie is een ware balanceeract’
De waarde van functiedifferentiatie wordt algemeen erkend. Maar de vraag hoe je het vorm kunt geven, is niet eenvoudig te beantwoorden. Binnen, maar ook buiten RN2Blend, is het een terugkerend onderzoeksonderwerp. Onlangs promoveerde Jannine van Schothorst aan de Erasmus Universiteit op de vraag hoe professionals in de dagelijkse praktijk vorm geven aan functiedifferentiatie. RN2Blend-onderzoeker Iris Wallenburg was een van haar co-promotoren.
Van Schothorst gaf haar proefschrift de titel De Balanceeract. Ze legt uit waarom: “Functiedifferentiatie is niet alleen een zaak voor de verpleegkundigen zelf, het gebeurt in een complex samenspel met artsen, beleidsadviseurs, management en bestuur, en bovendien met externe overheidsbemoeienis. Het is geen rechttoe rechtaan proces dat je van bovenaf op kunt leggen. Er speelt van alles: deskundigheidsvraagstukken, beroepstrots, domeinafbakeningen, machtsverhoudingen. Een ware balanceeract dus.”
Actieonderzoek
Van Schothorst, in het dagelijks leven directeur zorg bij het Leger des Heils en toezichthouder in de ouderenzorg, schreef haar proefschrift op basis van actieonderzoek. Ze observeerde zorgprofessionals in hun dagelijks werk, was aanwezig bij relevante bijeenkomsten en hield diepte-interviews. “Door samen met professionals, beleidsadviseurs en managers te onderzoeken hoe differentiatie het beste vorm kan krijgen, ontstonden er oplossingen die pasten bij de competenties van professionals en hun organisaties.”
Aanknopingspunt voor differentiatie
Een van de praktijken die Van Schothorst volgde was in het Reinier de Graafziekenhuis. Daar experimenteerden verpleegkundigen met de ontwikkeling van hun vak, door op de werkvloer onderscheid te maken in functies voor mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundigen. De onderzoeker kijkt terug: “In de beginperiode van mijn onderzoek was de heersende gedachte nog dat de complexiteit van zorg het beste aanknopingspunt was om op te differentiëren. Maar al experimenterend bleek dat dit niet werkbaar was.”
Praktijkkennis
“Want wat doe je bijvoorbeeld als een patiënt van een mbo-verpleegkundige tijdens een dienst ineens erg achteruit gaat en complexere zorg nodig heeft, moet die patiënt dan ineens aan een hbo-verpleegkundige overgedragen worden? Ervaren verpleegkundigen die al jaren complexe zorg boden, mochten dat dan ineens niet meer.” In dit experiment bleef de directe zorg daarom voor alle verpleegkundigen hetzelfde. Daardoor ontstond ruimte voor hbo-opgeleide verpleegkundigen om nieuwe rollen te ontwikkelen. Die lagen op het vlak van kwaliteitsverbetering, evidence based werken en coördinatie.
Beddencoördinatie
Zo verschoof de taak van beddencoördinatie vanuit de leidinggevende verpleegkundige naar de hbo-verpleegkundige. “Ondanks het brede draagvlak voor de nieuwe rollen bleek dit aan twee kanten ingewikkeld: de leidinggevende stond niet altijd te springen om het los te laten, terwijl de mbo-verpleegkundigen er soms ook een rol in wensten te spelen. Maar met kleine stapjes en vallen en opstaan ontstond er al experimenterend wel degelijk een nieuwe indeling.”
Taai en doorgaand
Het voorbeeld van de beddencoördinatie legt bloot dat de kwestie van domeinafbakening niet alleen speelt aan de buitenranden van het verpleegkundige vakgebied, maar ook erbinnen. De ontwikkeling van gedifferentieerde verpleegkundige rollen is voorlopig dan ook nog niet af, weet Van Schothorst. “Het is een taai en doorgaand proces en de inzet van alle partijen is nodig. Het gaat over het maatschappelijke vraagstuk van de grote zorgvraag en stijgende kosten. Maar ook over het vak van verpleegkundigen, om dat uitdagend en aantrekkelijk te houden. Voor alle verpleegkundigen.”